Netwerkarchitectuur in LTE

  • Figuur toont de netwerkarchitectuur van de Evolved Packet Core (EPC). De EPC bestaat uit drie hoofdknooppunten: de Mobility Management Entity (MME), de Serving Gateway (SGW) en de Packet Data Network Gateway (PGW). De MME kan zich op dezelfde locatie bevinden als de SGW, en de SGW kan zich op dezelfde locatie bevinden als de PGW. Daarom staat de standaard een volledig samengevouwen kernnetwerk met één knooppunt of een gedistribueerd (gemakkelijk schaalbaar) kernnetwerk toe, of elke mogelijke ‘combinatie’ daartussenin.
  • De MME maakt verbinding met de E-UTRAN via de S1-MME-interface en is uitsluitend aanwezig in de CP. Het is verantwoordelijk voor het afhandelen van mobiliteits- en beveiligingsprocedures, zoals netwerkkoppeling, updates van het trackinggebied (vergelijkbaar met updates van locatie-/routeringsgebieden) en authenticatie. De MME maakt ook verbinding met het SGSN via de S3-interface.
  • De SGW maakt verbinding met de E-UTRAN via de S1-U-interface en is uitsluitend aanwezig in de UP. De voornaamste verantwoordelijkheid is het routeren en doorsturen van IP-pakketten van gebruikers. Het fungeert als UP-anker wanneer de UE beweegt tussen 3GPP-radiotoegangstechnologieën (S4-interface).
  • De PGW maakt verbinding met de SGW via de S5-interface en met externe pakketdatanetwerken (of IMS) via de SGi-interface. Het is verantwoordelijk voor de handhaving van het QoS- en kostenbeleid. Het fungeert ook als UP-anker wanneer de UE beweegt tussen 3GPP en niet-3GPP radiotoegang (S2-interface).
  •  Opgemerkt moet worden dat er mogelijk ook extra netwerkknooppunten/functies aanwezig zijn, die niet in figuur worden weergegeven. Er is bijvoorbeeld een Packet Data Gateway (PDG) nodig voor niet-vertrouwde IP-toegang en een Policy and Charging Rules Function (PCRF) is vereist voor IMS-gestuurde QoS- en kostenmechanismen.