De functie van een modem, een afkorting van modulator-demodulator, is het moduleren en demoduleren van digitale datasignalen zodat ze via analoge communicatiekanalen kunnen worden verzonden. In de praktijk zetten modems digitale gegevens van computers of andere digitale apparaten om in analoge signalen die geschikt zijn voor verzending via telefoonlijnen, kabelsystemen of glasvezel. Omgekeerd zetten ze binnenkomende analoge signalen ook weer om in digitale gegevens die computers kunnen begrijpen, waardoor bidirectionele communicatie via deze kanalen mogelijk wordt.
Een modem wordt voornamelijk gebruikt om verbindingen tussen apparaten of netwerken tot stand te brengen en te onderhouden via verschillende soorten communicatiekanalen. Hiermee kunnen apparaten gegevens over lange afstanden verzenden met behulp van de bestaande telecommunicatie-infrastructuur, zoals telefoonlijnen (voor inbelmodems), kabeltelevisielijnen (voor kabelmodems) of glasvezelkabels (voor glasvezelmodems). Modems zijn een integraal onderdeel van de toegang tot internet, het verbinden met externe netwerken en het mogelijk maken van communicatie tussen apparaten op verschillende locaties.
Voor WiFi-connectiviteit heeft u niet noodzakelijkerwijs een modem nodig dat rechtstreeks aan WiFi is gekoppeld. In plaats daarvan hebt u doorgaans een router nodig die verbinding maakt met een modem. Het modem ontvangt het internetsignaal van uw internetprovider (ISP), via DSL, kabel, glasvezel of een ander type verbinding. De router verdeelt deze internetverbinding vervolgens via WiFi of Ethernet-kabels naar apparaten in uw huis of kantoor. Terwijl een modem de initiële internetverbinding van uw ISP afhandelt, beheert een router in wezen de distributie van die verbinding om een lokaal netwerk te creëren, inclusief WiFi-connectiviteit voor draadloze apparaten.