Het doel van een hub in netwerken is om te dienen als centraal verbindingspunt voor meerdere apparaten binnen een lokaal netwerk (LAN). Hubs opereren op de fysieke laag (laag 1) van het OSI-model en vergemakkelijken de overdracht van datapakketten tussen apparaten door inkomende datapakketten naar alle aangesloten apparaten uit te zenden. Hierdoor kunnen apparaten die op de hub zijn aangesloten met elkaar communiceren en netwerkbronnen delen, zoals printers of bestandsservers, zonder dat hiervoor complexe netwerkconfiguraties nodig zijn.
In een netwerkcontext is het doel van een hub het bieden van een basismechanisme voor het verbinden van meerdere apparaten en het mogelijk maken van communicatie daartussen. Door datapakketten van één apparaat te ontvangen en deze naar alle andere aangesloten apparaten uit te zenden, vergemakkelijken hubs het delen van gegevens en bronnen binnen het netwerk. Deze eenvoudige werkwijze vereenvoudigt de netwerkinstallatie en het beheer, maar kan leiden tot netwerkcongestie en botsingen in omgevingen met zwaar dataverkeer of grotere netwerken.
De drie belangrijkste functies van een hub zijn onder meer het ontvangen van datapakketten van aangesloten apparaten, het versterken of regenereren van de datasignalen om de signaalsterkte over alle poorten te behouden, en het uitzenden van de datapakketten naar alle andere aangesloten apparaten. Deze broadcasting-aanpak, bekend als broadcasting of flooding, zorgt ervoor dat alle apparaten die op de hub zijn aangesloten de verzonden datapakketten ontvangen, ongeacht de beoogde ontvanger. Deze methode draagt echter ook bij aan potentiële netwerkbotsingen en beperkt de bandbreedte-efficiëntie in vergelijking met meer geavanceerde netwerkapparaten zoals switches.
De hoofdtaak van een hub is het bieden van een fysiek verbindingspunt voor apparaten binnen een LAN en het vergemakkelijken van de overdracht van datapakketten daartussen. In tegenstelling tot switches of routers die op hogere lagen van het OSI-model werken en intelligente beslissingen kunnen nemen over hoe datapakketten moeten worden doorgestuurd op basis van bestemmingsadressen, zenden hubs eenvoudigweg binnenkomende datapakketten uit naar alle aangesloten apparaten. Deze basisfunctionaliteit maakt hubs geschikt voor kleine netwerken of tijdelijke netwerkopstellingen waarbij eenvoud en kosteneffectiviteit prioriteit krijgen boven geavanceerde netwerkbeheermogelijkheden.
Het voordeel van het gebruik van een hub ligt in de eenvoud en kosteneffectiviteit bij het verbinden van meerdere apparaten binnen een LAN. Hubs zijn eenvoudig te installeren en vereisen minimale configuratie, waardoor ze geschikt zijn voor kleine kantoor- of thuisomgevingen waar basisnetwerkconnectiviteit voldoende is. Bovendien maken hubs een eenvoudige uitbreiding van netwerkverbindingen mogelijk door meer apparaten toe te voegen zonder complexe netwerkconfiguraties. Hubs hebben echter ook beperkingen, zoals het beperkte delen van bandbreedte tussen aangesloten apparaten en de gevoeligheid voor netwerkbotsingen, die de algehele netwerkprestaties in grotere of drukkere netwerken kunnen beïnvloeden.