Om elke cel in het GSM PLMN uniek te identificeren, moet de netwerkoperator aan elke cel één code toewijzen, namelijk de celidentiteit (CI). Celidentiteit wordt, samen met LAI, gebruikt voor de identiteit van elke cel in de wereld.
CI bestaat uit 16 bits, het beschikbare bereik is 0~65535
Cell Identity (CI) is een onderdeel van Cell Global Identity (CGI), verzonden in systeeminformatie van elke cel.
Er zijn doorgaans geen beperkingen voor de toewijzing van CI. Er kunnen waarden van 0 tot 65535 (decimaal) worden verkregen. Maar er moet voor worden gezorgd dat één locatiegebied niet twee cellen met hetzelfde CI kan hebben.
CI wordt meestal bepaald in het netwerkontwerp. Behalve in enkele speciale gevallen mag de CI-waarde niet worden gewijzigd tijdens de werking van het systeem.
Houd er rekening mee dat één locatiegebied niet twee of meer cellen mag hebben die hetzelfde CI gebruiken. CI op MSC moet hetzelfde zijn als die op BSC. Anders kan MS niet bellen in deze cel.