ARP (Address Resolution Protocol) werkt voornamelijk op Layer 2 (datalinklaag) van het OSI-model en is verantwoordelijk voor het omzetten van IP-adressen naar MAC-adressen binnen een lokaal netwerksegment. Het komt niet strikt overeen met Laag 3 of Laag 4, maar is essentieel voor het vergemakkelijken van de communicatie tussen apparaten op hetzelfde netwerk.
De vier soorten ARP omvatten:
- ARP-verzoek: verzonden door een apparaat om het MAC-adres op te vragen dat overeenkomt met een bekend IP-adres.
- ARP-antwoord: verzonden door een apparaat als reactie op een ARP-verzoek, met vermelding van het MAC-adres.
- Reverse ARP (RARP): Gebruikt door schijfloze werkstations of soortgelijke apparaten om hun IP-adres van een netwerkserver te verkrijgen.
- Inverse ARP (InARP): Gebruikt in ATM-netwerken om in kaart te brengen tussen Layer 2 ATM-adressen en Layer 3 IP-adressen.
Een ARP-bericht bestaat doorgaans uit vier hoofdadresvelden:
- Sender Hardware Address: Het MAC-adres van de afzender van het ARP-bericht.
- Sender Protocol Address: Het IP-adres van de afzender van het ARP-bericht.
- Target Hardware Address: Het MAC-adres van de beoogde ontvanger van het ARP-bericht.
- Target Protocol Address: Het IP-adres waarvoor de afzender het MAC-adres zoekt.
Verschillende soorten ARP verwijzen naar variaties in de manier waarop ARP wordt geïmplementeerd of gebruikt in verschillende netwerkomgevingen of protocollen. Deze variaties omvatten standaard ARP voor IPv4-netwerken, ARP voor IPv6-netwerken, Proxy ARP (waarbij een apparaat reageert op ARP-verzoeken namens een ander apparaat) en Gratuitous ARP (gebruikt om ARP-tabellen op andere apparaten bij te werken zonder een verzoek).
“ARP 4” als specifieke term wordt niet algemeen erkend in netwerkcontexten. In de algemene netwerkterminologie werkt ARP echter voornamelijk op Laag 2 (datalinklaag) van het OSI-model, waardoor de communicatie tussen apparaten op hetzelfde netwerksegment wordt vergemakkelijkt door IP-adressen om te zetten in MAC-adressen. Deze functie is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat datapakketten correct worden afgeleverd tussen apparaten binnen een lokaal netwerk, waardoor de efficiëntie en betrouwbaarheid van netwerkcommunicatie wordt verbeterd.