Het TCP/IP-model bestaat uit vier lagen, die elk een cruciale rol spelen bij de overdracht van gegevens via netwerken:
- Applicatielaag: De bovenste laag in het TCP/IP-model, de applicatielaag, werkt rechtstreeks samen met eindgebruikersapplicaties. Het biedt netwerkdiensten rechtstreeks aan gebruikerstoepassingen en maakt taken mogelijk zoals bestandsoverdracht, e-mailcommunicatie (SMTP, POP3), surfen op het web (HTTP) en externe toegang (SSH, Telnet). Deze laag is verantwoordelijk voor de gegevensopmaak, codering en compressie die specifiek zijn voor elk toepassingsprotocol.
- Transportlaag: Laag 4 van het TCP/IP-model, de Transportlaag, zorgt voor betrouwbare end-to-end-communicatie tussen apparaten in een netwerk. Het maakt gebruik van protocollen zoals TCP voor betrouwbare, verbindingsgerichte communicatie met functies zoals foutcorrectie, stroomcontrole en sequentiebepaling van datapakketten. UDP, een ander protocol op deze laag, biedt verbindingsloos, onbetrouwbaar transport voor toepassingen die snelheid vereisen boven betrouwbaarheid, zoals VoIP en online gaming.
- Internetlaag: Deze derde laag van het TCP/IP-model, ook bekend als de netwerklaag, is verantwoordelijk voor het adresseren, routeren en fragmenteren van datapakketten over onderling verbonden netwerken. Het maakt gebruik van het Internet Protocol (IP) om gegevens in pakketten in te kapselen en het beste pad voor gegevensoverdracht te bepalen op basis van netwerkomstandigheden en bestemmingsadressen.
- Link Layer: De onderste laag van het TCP/IP-model, de Link Layer, verzorgt de fysieke verbinding met de netwerkhardware en beheert de gegevensoverdracht tussen apparaten op hetzelfde lokale netwerksegment. Het omvat protocollen zoals Ethernet voor bekabelde netwerken en Wi-Fi voor draadloze netwerken, waardoor een betrouwbare overdracht van dataframes tussen knooppunten wordt gegarandeerd.
Het TCP/IP-model maakt gebruik van deze vier lagen om een gestructureerd raamwerk te bieden voor netwerkcommunicatie, van interactie op applicatieniveau tot fysieke netwerktransmissie. Elke laag draagt specifieke functies en protocollen bij om efficiënte, schaalbare en betrouwbare gegevensoverdracht over diverse netwerkomgevingen, waaronder het internet, mogelijk te maken.