Wat is het verschil tussen PSTN en mobiel?

Public Switched Telephone Network (PSTN) en mobiele netwerken zijn twee verschillende communicatiesystemen die verschillende doeleinden dienen en verschillende technologieën gebruiken. Laten we de belangrijkste verschillen tussen PSTN en mobiele netwerken eens bekijken:

PSTN (openbaar geschakeld telefoonnetwerk):

1. Infrastructuur:

  • Bekabelde infrastructuur: PSTN is afhankelijk van een bekabelde infrastructuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van koper- of glasvezelkabels om telefoonlijnen en schakelcentra aan te sluiten.
  • Gecentraliseerd schakelen: Oproepen in het PSTN worden doorgaans gerouteerd via gecentraliseerde schakelkantoren.

2. Connectie type:

  • Circuit-Switched: PSTN maakt voornamelijk gebruik van circuit-switching-technologie, waardoor een speciaal circuit tot stand wordt gebracht voor de duur van een gesprek.

3. Mobiliteit:

  • Beperkte mobiliteit: PSTN is ontworpen voor stationaire vaste telefonie en mist de mobiliteitsfuncties die horen bij mobiele netwerken.

4. Dekking:

  • Geografische dekking: PSTN-dekking is doorgaans beperkt tot specifieke geografische regio’s, en uitbreiding kan een uitgebreide ontwikkeling van de infrastructuur met zich meebrengen.

5. Technologie:

  • Analoge en digitale technologie: PSTN gebruikte in het verleden analoge technologie, maar moderne implementaties omvatten vaak digitale technologieën zoals ISDN (Integrated Services Digital Network).

Mobiele netwerken:

1. Infrastructuur:

  • Draadloze infrastructuur: Mobiele netwerken zijn draadloos, waarbij zendmasten en basisstations dekking bieden over specifieke geografische gebieden.
  • Gedecentraliseerd schakelen: Oproepen in mobiele netwerken kunnen worden gerouteerd via meerdere basisstations en schakelcentra, waardoor gedecentraliseerd oproepbeheer mogelijk is.

2. Connectie type:

  • Circuit-switched en packet-switched: Mobiele netwerken ondersteunen zowel circuitgeschakelde (voor spraakoproepen) als pakketgeschakelde (voor datadiensten) technologieën.

3. Mobiliteit:

  • Hoge mobiliteit: Mobiele netwerken zijn ontworpen voor hoge mobiliteit, waardoor gebruikers onderweg kunnen bellen en toegang hebben tot datadiensten.

4. Dekking:

  • Brede geografische dekking: Mobiele netwerken bieden een brede dekking, inclusief stedelijke, voorstedelijke en landelijke gebieden. Uitbreiding van de dekking is flexibeler vanwege het draadloze karakter van de infrastructuur.

5. Technologie:

  • Digitale technologie: Mobiele netwerken maken voornamelijk gebruik van digitale technologieën, waarbij generaties als 2G, 3G, 4G en 5G de vooruitgang op het gebied van mobiele communicatiestandaarden vertegenwoordigen.

Gemeenschappelijke aspecten:

1. Spraak en data:

  • Zowel PSTN- als mobiele netwerken ondersteunen spraakcommunicatie, maar mobiele netwerken bieden ook datadiensten, waardoor internettoegang, berichtenuitwisseling en andere digitale toepassingen mogelijk zijn.

2. Interconnectie:

  • Er zijn verbindingspunten tussen PSTN en mobiele netwerken, waardoor gesprekken tussen vaste telefoons en mobiele telefoons mogelijk zijn.

3. Evolutie:

  • Beide technologieën zijn in de loop van de tijd geëvolueerd, waarbij PSTN overgaat van analoog naar digitaal, en mobiele netwerken zich door verschillende generaties technologie heen ontwikkelen (2G, 3G, 4G, 5G).

Samenvatting:

Samenvattend is PSTN een bekabeld netwerk dat primair is ontworpen voor stationaire vaste telefonie, terwijl cellulaire netwerken draadloze, mobiele communicatiesystemen zijn die spraak- en datadiensten over een groot geografisch gebied ondersteunen. De belangrijkste verschillen liggen in hun infrastructuur, mobiliteitskenmerken en technologie-implementaties.