DNS (Domain Name System) vertaalt voor mensen leesbare domeinnamen naar IP-adressen die computers gebruiken om elkaar op het netwerk te identificeren. NAT (Network Address Translation) wijzigt netwerkadresinformatie in IP-pakketheaders tijdens de overdracht, waardoor meerdere apparaten op een lokaal netwerk één openbaar IP-adres kunnen delen.
NAT (Network Address Translation) vertaalt privé-IP-adressen binnen een lokaal netwerk naar een openbaar IP-adres voor toegang tot internet, en omgekeerd. DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) wijst automatisch IP-adressen en andere netwerkconfiguratieparameters toe aan apparaten in een netwerk, waardoor ze kunnen communiceren op een IP-netwerk.
DNS (Domain Name System) vertaalt domeinnamen in IP-adressen, waardoor het voor gebruikers gemakkelijker wordt om toegang te krijgen tot websites met voor mensen leesbare namen. Een IP-adres is een numeriek label dat wordt toegewezen aan elk apparaat dat is aangesloten op een computernetwerk dat het internetprotocol gebruikt voor communicatie.
Met NAT (Network Address Translation) kunnen meerdere apparaten op een lokaal netwerk één openbaar IP-adres delen, waarbij privé-IP-adressen worden vertaald naar een openbaar IP-adres voor uitgaand verkeer en omgekeerd. Een normaal IP-adres is een unieke identificatiecode die aan een apparaat in een netwerk wordt toegewezen en die openbaar (toegankelijk via internet) of privé (gebruikt binnen een lokaal netwerk) kan zijn.