CDP (Cisco Discovery Protocol) en LLDP (Link Layer Discovery Protocol) zijn protocollen die in netwerken worden gebruikt voor het ontdekken van apparaten en het in kaart brengen van netwerktopologie.
CDP en LLDP hebben tot doel apparaten in staat te stellen informatie te ontdekken en te leren over aangrenzende apparaten die rechtstreeks op hen zijn aangesloten in een netwerk. Ze vergemakkelijken de automatische detectie van netwerkburen, inclusief apparaattype, mogelijkheden en verbindingsstatus, zonder handmatige configuratie.
CDP is een eigen protocol ontwikkeld door Cisco voor het ontdekken van informatie over direct verbonden Cisco-apparaten. Het werkt op de datalinklaag (laag 2) van het OSI-model en biedt gedetailleerde informatie zoals apparaattype, IP-adressen en poort-ID’s van naburige Cisco-apparaten. CDP helpt netwerkbeheerders bij het beheren en oplossen van problemen met Cisco-netwerken door inzicht te bieden in de netwerktopologie.
LLDP (Link Layer Discovery Protocol) is een industriestandaardprotocol dat wordt gebruikt voor apparaatdetectie en netwerktoewijzing in omgevingen met meerdere leveranciers. In tegenstelling tot CDP is LLDP leveranciersneutraal en opereert het op laag 2 van het OSI-model. Hiermee kunnen apparaten van verschillende leveranciers informatie over hun identiteit, mogelijkheden en buren uitwisselen in een gestandaardiseerd formaat. LLDP wordt gebruikt om netwerkbeheertaken te automatiseren, de zichtbaarheid van het netwerk te verbeteren en de interoperabiliteit tussen verschillende netwerkapparaten te verbeteren.
LLDP wordt gebruikt om informatie te verstrekken over rechtstreeks aangesloten apparaten in een netwerk, wat helpt bij het ontdekken van netwerken, het oplossen van problemen en het beheer ervan. Het vergemakkelijkt de automatische configuratie en monitoring van netwerkapparaten door gestandaardiseerde informatie uit te wisselen over apparaatmogelijkheden, netwerkverbindingen en fysieke topologie.
CDP (Cisco Discovery Protocol) werkt op laag 2 van het OSI-model. Het functioneert binnen de datalinklaag en biedt gedetailleerde informatie over aangrenzende Cisco-apparaten die rechtstreeks op het netwerk zijn aangesloten. Met CDP kunnen Cisco-apparaten informatie uitwisselen, zoals apparaattype, IP-adressen en mogelijkheden, waardoor het netwerkbeheer en de probleemoplossingsmogelijkheden binnen Cisco-omgevingen worden verbeterd.