Een protocol is een reeks regels en conventies die bepalen hoe gegevens via een netwerk worden verzonden en ontvangen. Het definieert standaarden voor de communicatie tussen apparaten, waardoor compatibiliteit en betrouwbaarheid worden gegarandeerd. Protocollen specificeren het formaat en de structuur van datapakketten, de procedures voor foutdetectie en -correctie, en de methoden voor het adresseren en routeren van pakketten naar hun bestemmingen.
Elke laag van de TCP/IP-protocolstack, inclusief IP (Internet Protocol), werkt met behulp van specifieke protocollen die zijn afgestemd op zijn functie binnen het netwerk. IP, als het kernprotocol van de internetlaag, biedt de adresserings- en routeringsmechanismen die nodig zijn om gegevens door netwerken te laten reizen en hun beoogde bestemmingen te bereiken. Het wijst unieke IP-adressen toe aan apparaten, beheert het doorsturen van pakketten tussen routers en ondersteunt de overdracht van datapakketten tussen verschillende netwerken. Door zich te houden aan gestandaardiseerde protocollen kunnen apparaten effectief en betrouwbaar communiceren in diverse netwerkomgevingen, waardoor wereldwijde connectiviteit en informatie-uitwisseling worden vergemakkelijkt.