Een virtueel particulier netwerk (VPN) werkt door het creëren van een veilige en gecodeerde verbinding, vaak een tunnel genoemd, tussen het apparaat van een gebruiker en een externe server of netwerk. Deze verbinding wordt tot stand gebracht via het openbare internet of een ander niet-vertrouwd netwerk, waardoor wordt gegarandeerd dat de gegevens die worden verzonden tussen het apparaat van de gebruiker en de VPN-server privé blijven en worden beschermd tegen onderschepping of manipulatie door ongeautoriseerde derden. VPN’s gebruiken encryptieprotocollen om datapakketten te versleutelen, waardoor ze onleesbaar worden voor iedereen die de informatie probeert te onderscheppen, waardoor de privacy en veiligheid worden verbeterd voor gebruikers die toegang hebben tot gevoelige informatie of bronnen via potentieel onveilige netwerken.
Een virtueel particulier netwerk (VPN) is een technologie die een particulier netwerk uitbreidt over een openbaar netwerk, zoals het internet, waardoor gebruikers veilig gegevens kunnen verzenden en toegang krijgen tot bronnen alsof ze rechtstreeks met het particuliere netwerk zijn verbonden. VPN’s bereiken dit door een virtuele gecodeerde tunnel te creëren tussen het apparaat van de gebruiker (zoals een computer, smartphone of tablet) en een VPN-server die wordt beheerd door een VPN-provider. Wanneer een gebruiker via een VPN toegang krijgt tot internet, codeert zijn apparaat uitgaande datapakketten en stuurt deze via de gecodeerde tunnel naar de VPN-server. De VPN-server decodeert de gegevens en stuurt deze door naar de beoogde bestemming op internet. Op dezelfde manier worden inkomende gegevens van internet gecodeerd door de VPN-server voordat ze door de tunnel naar het apparaat van de gebruiker worden verzonden, waar ze worden gedecodeerd zodat de gebruiker er toegang toe heeft.
Een VPN werkt door een veilige en gecodeerde verbinding tot stand te brengen, ook wel een VPN-tunnel genoemd, tussen het apparaat van de gebruiker en een VPN-server. Deze verbinding codeert alle gegevens die worden verzonden tussen het apparaat van de gebruiker en de VPN-server, zodat de gegevens zelfs als ze worden onderschept, onleesbaar blijven voor onbevoegde partijen. VPN’s gebruiken verschillende coderingsprotocollen, zoals IPSec, OpenVPN en andere, om de gegevens te beveiligen die via de VPN-tunnel worden verzonden. Bovendien wijzen VPN’s het apparaat van de gebruiker een tijdelijk IP-adres toe vanuit het netwerk van de VPN-server, waardoor het echte IP-adres van de gebruiker wordt gemaskeerd en anonimiteit en privacy wordt geboden tijdens het surfen op internet of het openen van beperkte bronnen.
In een computernetwerk werkt een VPN door datapakketten in te kapselen en te coderen die worden verzonden tussen het apparaat van de gebruiker en een VPN-server. Wanneer een gebruiker een VPN-verbinding initieert, brengt zijn apparaat een veilige tunnel naar de VPN-server tot stand met behulp van encryptieprotocollen. Met deze tunnel heeft de gebruiker toegang tot bronnen en services op een particulier netwerk, zoals bedrijfsintranetten of cloudservices, alsof deze rechtstreeks zijn verbonden met de interne infrastructuur van het netwerk. Door al het verkeer via de VPN-server te leiden, beschermt een VPN de gegevens van de gebruiker tegen afluisteren en knoeien, terwijl veilige toegang tot gevoelige informatie en bronnen via mogelijk onbeveiligde of openbare netwerken zoals internet wordt gegarandeerd.