UDP (User Datagram Protocol) is een verbindingsloos en onbetrouwbaar transportprotocol dat wordt gebruikt in netwerken. Het werkt op de transportlaag van het TCP/IP-model en staat vaak in contrast met TCP (Transmission Control Protocol). UDP werkt door datapakketten, ook wel datagrammen genoemd, tussen applicaties te verzenden zonder dat er een speciale end-to-end-verbinding tot stand wordt gebracht. In tegenstelling tot TCP garandeert UDP de levering of volgorde van pakketten niet, noch voert het een foutcontrole of hertransmissie uit. In plaats daarvan biedt het een lichtgewicht en efficiënt middel voor het verzenden van gegevens waarbij incidenteel pakketverlies of een afwijkende bezorging acceptabel is, zoals in realtime toepassingen zoals videostreaming of online gaming.
UDP werkt stap voor stap als volgt:
- Pakketformatie: een applicatie bereidt gegevens voor om te verzenden en kapselt deze in in UDP-datagrammen, die bestaan uit een header en een payload.
- Addressing: De UDP-header bevat bron- en bestemmingspoortnummers om de verzendende en ontvangende applicaties op de hostsystemen te identificeren.
- Verzenden: het UDP-datagram wordt via het netwerk verzonden naar het bestemmings-IP-adres dat is opgegeven in de datagramheader.
- Receiving: De ontvangende applicatie haalt UDP-datagrammen op uit de netwerkbuffer. UDP levert de datagrammen aan de applicatie zonder te controleren op bevestiging of leveringsorder te garanderen.
- Verwerking: De applicatie verwerkt de ontvangen gegevens rechtstreeks vanuit UDP-datagrammen, waarbij eventuele foutcontroles of indien nodig opnieuw worden verzonden op applicatieniveau.
UDP (User Datagram Protocol) is een eenvoudig transportlaagprotocol in de TCP/IP-suite. In tegenstelling tot TCP biedt UDP geen mechanismen voor betrouwbaarheid, sequentiebepaling of stroomcontrole. In plaats daarvan biedt het een lichtgewicht en snelle manier om gegevens over een netwerk te verzenden, zonder de overhead van het opzetten en onderhouden van een verbinding. UDP is geschikt voor toepassingen waarbij snelheid en lage latentie prioriteit krijgen boven betrouwbaarheid, zoals realtime audio- en videostreaming, DNS-resolutie (Domain Name System) en netwerkmonitoring.
UDP-poorten werken op dezelfde manier als TCP-poorten, maar met minder beperkingen. Poorten in UDP zijn 16-bits getallen die worden gebruikt om onderscheid te maken tussen meerdere applicaties die op dezelfde host draaien. Elk UDP-pakket bevat bron- en bestemmingspoortnummers in de header, waardoor de ontvangende applicatie kan identificeren voor welke dienst of applicatie de gegevens bedoeld zijn. UDP-poorten vergemakkelijken de communicatie tussen applicaties op verschillende hosts, waardoor ze datapakketten kunnen uitwisselen zonder dat een speciale verbinding nodig is of de sessiestatus behouden blijft.
HTTP (HyperText Transfer Protocol) en UDP (User Datagram Protocol) dienen verschillende doeleinden en werken op verschillende lagen van de netwerkstack. HTTP is een applicatielaagprotocol dat wordt gebruikt voor het overbrengen van hypertekstdocumenten, doorgaans via TCP/IP-verbindingen. Het zorgt voor een betrouwbare gegevensoverdracht, afhandeling van verzoeken en antwoorden en sessiebeheer voor webapplicaties en -diensten. UDP daarentegen werkt op de transportlaag en biedt een verbindingsloze en onbetrouwbare datagramservice. Terwijl HTTP afhankelijk is van TCP voor gegarandeerde levering en foutcorrectie, wordt UDP gebruikt in scenario’s waarin realtime communicatie en lage overhead prioriteit krijgen, zoals bij het streamen van media of online gamen.