IP (Internet Protocol) is een fundamenteel protocol dat in computernetwerken wordt gebruikt om de communicatie en gegevensoverdracht tussen apparaten te vergemakkelijken. Het wijst unieke numerieke adressen toe aan elk apparaat dat op een netwerk is aangesloten, waardoor ze zich kunnen identificeren en met elkaar kunnen communiceren.
IP wordt voornamelijk gebruikt voor het adresseren en routeren van gegevenspakketten over netwerken, zodat de gegevens de beoogde bestemming bereiken. Het vormt de basis van het internet en lokale netwerken (LAN’s), waardoor apparaten wereldwijd of binnen een specifiek netwerk kunnen communiceren en informatie kunnen uitwisselen.
IP is in gebruik sinds de vroege stadia van de ontwikkeling van computernetwerken, beginnend vanaf het ARPANET-tijdperk eind jaren zestig en evoluerend via daaropvolgende netwerkprotocollen.
IPv4 (Internet Protocol versie 4) is wereldwijd de meest gebruikte IP-versie. Het maakt gebruik van 32-bits adressen en ondersteunt een grote meerderheid van apparaten en netwerken wereldwijd. Ondanks de wijdverbreide acceptatie ervan heeft het beperkte aantal IPv4-adressen geleid tot de geleidelijke acceptatie van IPv6 (Internet Protocol versie 6), dat 128-bits adressen gebruikt en een veel grotere verzameling unieke adressen biedt voor toekomstige netwerkgroei.
Het voordeel van het gebruik van IP ligt in het vermogen om apparaten op unieke wijze te identificeren en de communicatie tussen netwerken van verschillende groottes en complexiteiten te vergemakkelijken. Het maakt naadloze gegevensoverdracht mogelijk, ondersteunt netwerkschaalbaarheid en vormt de ruggengraat van moderne internetgebaseerde diensten en toepassingen.